Deze website maakt gebruik van cookies om uw gebruik van de website te vergemakkelijken. meer informatie

Hulp bij storingen

Wanneer er zich een storing voordoet in de installatie, verschijnt er een overeenkomstige foutmelding op het display. De hier vermelde tips zullen u helpen bij eventuele storingen of problemen rondom uw warmtepomp. Lees ook altijd de hoofdstukken ‘Storingsdiagnose / foutmeldingen’ en ‘Resetten na een storing’ van de gebruiksaanwijzing door.

  • In principe mag op iedere storing worden gereageerd. Houd daartoe de instelknop op het bedieningspaneel  van de warmtepomp gedurende 10 seconden ingedrukt. Doe dit echter niet bij een ‘701/721 lage-drukstoring’.
  • Indien de hier beschreven maatregelen niet bijdragen tot het opheffen van de storing, dient u contact op te nemen met uw installateur.

Noodbedrijf tot stand brengen via geïntegreerd elektrisch verwarmingselement.

Geldt voor alle toestellen behalve brine/water Compact (23 kW en 33 kW) en water/water Compact (28 kW en 44 kW) Hier moet worden gecontroleerd of een extra warmteopwekker door inbouw is beveiligd. Ook diverse lucht/water warmtepompen bevatten geen elektrisch element.

Omzetting bedrijfsmodus verwarmen

1.

2.

3.

Omzetting bedrijfsmodus warm water

1.

2.

3.


4. Controle van het verwarmingselement

Schroeven van de voor- of zijwand (afhankelijk van toestelmodel) losdraaien. Let erop, dat vóór het openen van de behuizing dient de spanning (van de besturing en de belastingsstroom) uitgeschakeld te zijn.

LET OP!
De werkzaamheden dienen uitsluitend door gekwalificeerd personeel te worden uitgevoerd.


5. Veiligheidstemperatuurbegrenzer

In het elektrisch verwarmingselement is een veiligheidstemperatuurbegrenzer ingebouwd. Controleer bij het uitvallen van de warmtepomp of de reset-knop eruit gesprongen is.

In principe altijd de resetknop indrukken.

LET OP!
De resetknop kan alleen worden ingedrukt, als hij ook eruit gesprongen is. Laat in geval van twijfel de installateur controleren!

Storingscode 715/716: Hogedrukstoringen

1. Controle van de gewenste warmtepompwaarden

Controleer of de ingestelde gewenste waarden (gewenste waarden van warm water en stooklijninstellingen) niet buiten de toepassingsgrenzen van de warmtepomp liggen. De toepassingsgrenzen van het toestel zijn op het typeplaatje aangegeven.


2. Zijn alle afsluiters, die voor de werking van de warmtepomp noodzakelijk zijn, geopend?

Controleer of alle noodzakelijke afsluiters geopend zijn. Anders is geen debiet aanwezig en schakelt het toestel via storing uit. Indien nodig dient u hiertoe contact op te nemen met uw installateur.


3. Is de verwarmingsinstallatie ontlucht?

Wanneer u tijdens het draaien van de circulatiepomp klotsende geluiden hoort, moet de verwarmingsinstallatie mogelijk ontlucht worden. Om de werking van de circulatiepompen te controleren, kunnen zij via de warmtepompregelaar afzonderlijk worden aangestuurd.


Ga daartoe onder Service > Instellingen > Systeem ontluchten en plaats bij de betreffende pomp een vinkje. Na de bediening loopt de geselecteerde pomp direct.


Als er circulatiepompen zijn geactiveerd, start het ontluchtingsprogramma onmiddellijk nadat de instellingen zijn opgeslagen. Het ontluchten wordt telkens na een uur gepauzeerd gedurende 5 minuten en wordt vervolgens automatisch voortgezet.

LET OP!
De afzonderlijke pompbenamingen staan vermeld in de bedieningshandleiding.

Storingscode 701/702: Lagedrukstoringen bij lucht/water warmtepompen

1. Zijn de luchtaanzuig- en uitblaaskanalen van de warmtepomp afgedekt, afgesloten of dichtgegroeid?

De aanzuig- en uitblaasopeningen van de warmtepomp moeten vrij zijn, zodat de warmtepomp correct kan "ademen". Verhoogde bedrijfskosten (rendement van de warmtepomp gaat achteruit) en storingen kunnen zo worden voorkomen.


2. Draait de ventilator?

Wanneer de ventilator niet draait, kan de warmtepomp de ontstane koude lucht niet afvoeren en vriest de luchtwarmtewisselaar (verdamper) vast. Het gevolg is een lagedrukstoring. Om de werking van de ventilator te controleren, kan hij via de warmtepompregelaar worden aangestuurd.


Ga daartoe onder Service > Instellingen > Systeem ontluchten en plaats bij ventilator BOSUP een vinkje. Na de bediening draait de ventilator direct. Hij draait voor de duur van de ingestelde periode of kan handmatig worden uitgeschakeld, door het vinkje bij ventilator BOSUP weer te verwijderen.

LET OP!
Tijdens de EVU spertijd kan het voorkomen dat de ventilator niet draait omdat de voedingsspanning werd uitgeschakeld.


3. Geeft de buitentemperatuursensor de juiste temperatuur aan?

Controleer de aannemelijkheid van de aangegeven waarde. Deze moet overeenkomen met de actuele buitentemperatuur en nagenoeg overeenstemmen met de invoertemperatuur van de warmtebron.

Deze waarden vindt u onder Service > Informatie > Temperaturen.

LET OP!
De buitentemperatuursensor dient tegen de noordelijke buitenmuur van het gebouw te zijn gemonteerd en beschermd te zijn tegen directe straling van de zon!